Toespraak Den Uyl – Oliecrisis 1973

Goedenavond. Gisteren heeft de regering besloten dat vanaf 7 januari benzine alleen nog op de bon te krijgen zal zijn. Dat betekent dat voor het eerst sinds de oorlog een jonge generatie zal kennis maken met distributie aan schaarste. Veel mensen zijn diep verontrust over de gevolgen die de oliecrisis kan hebben voor onze welvaart en in het bijzonder voor de werkgelegenheid. Ik wil voorop stellen dat er reden bestaat voor die zorg, ook al moeten we ons hoeden voor overdrijving. Vanavond richt ik mij tot u om zo duidelijk mogelijk te zeggen welke problemen ons volk nu onder ogen heeft te zien en hoe de regering die problemen het hoofd wil bieden.

De energiecrisis waarmee we van doen hebben is wereldwijd. Deze zomer, lang voor het uitbreken van de vijandelijkheden in het Midden-Oosten, ging het grootste olieverbruikende land ter wereld, de Verenigde Staten, over tot beperking van het olieverbruik en tegelijk stegen de olieprijzen met sprongen. Tekenen van het tekort aan energie in het algemeen en van olie in het bijzonder. Half oktober besloten de meeste olieproducerende landen in het Midden-Oosten de productie te verminderen. De feitelijke vermindering bedraagt nu ongeveer 25 procent. Alle afnemerslanden in de wereld, van Japan tot Canada, ondervinden daarvan nu de gevolgen. Eind oktober werd een speciale boycot tegen Nederland afgekondigd. Nu krijgt ons land te maken met een extra beperking van de olieaanvoer die daaruit kan voortvloeien.

Sommigen vragen of de tot dusver afgekondigde beperkingen wel voldoende zijn. Anderen daarentegen vragen of ze nu eigenlijk wel nodig zijn. Er zijn, zegt men immers, belangrijke voorraden. De tanks in Rijnmond zijn vol. Mag ik eerst toelichten waarom, naar ik meen, die maatregelen onvermijdelijk zijn ondanks die volle tanks?

Onmiddellijk nadat duidelijk werd dat de Arabische, olieproducerende landen hun productie drastisch gingen verminderen, heeft de regering de oliemaatschappijen gevraagd hun afleveringen, voor alle doeleinden, ook voor de uitvoer, te beperken. En u weet het, op 31 oktober, kreeg Nederland als eerste land in Europa, de autoloze zondag. Wat betekent dit nu? Een olietanker uit het Midden-Oosten doet er zo’n vijf weken over om hier aan te lopen. De afgelopen maand, november, hebben we dus nog de olie binnengekregen van voor de boycot. Tegelijk hebben we diezelfde maand het verbruik beperkt, met als gevolg dat de voorraden zijn toegenomen. Gelukkig. Maar nu, nu daalt de aanvoer snel. En dat betekent dat de voorraden gaan afnemen. De laatste week was de aanvoer al met dertig procent gedaald. Ik volg die cijfers van dag tot dag. En nu zouden we met onze voorraden nog twee, drie maanden op de oude voet door kunnen gaan. Maar als we dat deden dan zouden we dik de kans lopen in maart in een noodsituatie terecht te komen. Dat zou niet verantwoord zijn. We moeten gewoon ernstig rekening houden met de waarschijnlijkheid dat de aanvoer van olie voor langere tijd twintig, dertig procent, misschien nog wel meer, lager zal liggen dan normaal.

Daarom zijn die maatregelen onvermijdelijk geworden. De eerste zorg van de regering geldt de instandhouding van de werkgelegenheid. U moet dat zo zien: Ruwweg gesproken wordt van de olie die in Nederland binnenkomt zeventig procent gebruikt door het bedrijfsleven, dertig procent door particulieren in het verkeer, voor verwarming en verlichting. Nu, naar de mate we meer besparen in huis en op de weg, [zelf] als particulieren, naar die mate kunnen we onze economie langer overeind houden en de werkloosheid beperken.

Daarom is het dat de regering begonnen is met beperkingen op het particuliere benzineverbruik en daarom hebben wij op u een beroep gedaan zuinig te zijn met verwarming en verlichting. En ik wil dat beroep vanavond herhalen. Houd u aan die 100 kilometer maximum op de weg. Vrachtwagenchauffeurs, houd u aan de tachtig kilometer. Wees zuinig met elektriciteit. Zet de verwarming wat lager en eerder af. Ons land verkeert in een bijzondere positie. We hebben veel belangrijke bedrijven die olie als grondstof gebruiken. Dat maakt ons land extra kwetsbaar. Daar staat gelukkig tegenover dat we over veel aardgas beschikken. En dat aardgas wil de regering ook gebruiken, nu de nood aan de man is. In de winter als veel aardgas wordt gestookt, plegen de elektrische centrales olie te stoken. Dat willen we deze winter voorkomen. Maar om dat te voorkomen is het nodig dat we thuis en op het werk ook zuinig zijn met aardgas.

En dan die hele belangrijke vraag: Zal het mogelijk zijn ernstige werkloosheid te voorkomen? Er doen op het ogenblik schrikbarend hoge cijfers over de verwachte werkloosheid de ronde. Ik zei het al: Er is inderdaad reden tot grote zorg. Stel dat de olieaanvoer terugloopt met nog meer, zeg veertig procent, en dat duurt langer dan een half jaar, zodat onze voorraden die we nu hebben op gaan raken, dan zal het inzakken van de werkgelegenheid [in] een aantal bedrijven en bedrijfstakken inderdaad onvermijdelijk zijn. Maar de regering treft een reeks maatregelen om die noodlottige ontwikkeling te voorkomen. En we menen dat het met u aller medewerking mogelijk zal zijn daarin ook succes te behalen. De regering wil in de eerste plaats door grotere besparingen op het olieverbruik in de particuliere sector, meer ruimte maken voor voor olieverbruik in de bedrijven. Daarvoor is de benzinedistributie bedoeld.

Er komen verdere maatregelen om het elektriciteitsverbruik voor niet-noodzakelijke doeleinden (denkt u maar aan de feestverlichting) af te remmen. De regering wil vervolgens zo veel en zo snel mogelijk olie vervangen door aardgas, waar dat tenminste technisch kan. En dan bereidt de regering een toedeling van alle olieproducten, dus niet alleen benzine, voor, om bedrijven die bij voorrang aan olie te helpen, waar dat voor de werkgelegenheid het meest gunstig is.

Of het nou lukt op deze manier stijging van werkloosheid te voorkomen, dat heeft Nederland niet alleen in eigen hand. Veel hangt af van de houding die de andere landen die lid zijn van de Europese Gemeenschap zullen aannemen. De regering maakt aanspraak op de toepassing van de grondbeginselen van de Europese Gemeenschap. Die gemeenschap die kan alleen functioneren als schaarse producten evenredig worden verdeeld. En de regering zal er in het internationale overleg dat voor de deur staat met alle kracht op staan dat nu Europese solidariteit wordt getoond. Nu moet blijken wat de Europese gemeenschap waard is.

Maar ik voeg er wel aan toe dat ook wanneer nu die solidariteit wordt betracht, heel Europa en dus ook ons land toch de gevolgen van de oliecrisis zal ervaren. Hoe? Door het teruglopen van economische groei, door stijgende prijzen. Er zal eenvoudig minder te verdelen zijn. Ook wanneer de speciale boycot tegen ons land zal worden beëindigd, zullen we te maken houden met die beperking van de olieproductie en met dat energietekort in de gehele wereld, waardoor alle landen worden getroffen.

Ik wees er al op dat de crisis van vandaag, dat energietekort waarmee we te maken hebben, schoksgewijs tot uitdrukking brengt dat energietekort, dat er eigenlijk al was in de hele wereld. We moeten beseffen met elkaar dat we niet kunnen voortgaan met het verbruik van beperkte voorraden brandstoffen en grondstoffen zoals we dat in de laatste kwart eeuw hebben gedaan. Zo bezien, keert de wereld van voor de oliecrisis niet terug. We zullen ons blijvend moeten instellen op een levensgedrag met een zuiniger gebruik van grondstoffen en energie. Daardoor zal ons bestaan veranderen. Bepaalde uitzichten vallen daardoor weg, maar ons bestaan hoeft er niet ongelukkiger op te worden.

Als ik dat zeg, dan wil ik vooral niet licht tillen aan de grote moeilijkheden die vele van onze medeburger vandaag al ondervinden als gevolg van de crisissituatie. De mensen van de horeca, de autohandel en zoveel anderen die met de auto te maken hebben. De werknemers, ook de ondernemers, die zich in hun bestaan bedreigd zien. Het ongemak van de beperking van het autogebruik. De een lijdt meer onder de noodzakelijke beperking dan de ander. Dat is niet rechtvaardig, maar het is niet altijd te voorkomen.

Intussen bereidt de regering een pakket van maatregelen voor dat er vooral op gericht is om de werkgelegenheid zo goed mogelijk in stand te houden en de lasten waar we nu mee te maken hebben eerlijk te verdelen. De zwaarste lasten op de sterkste schouders. Waar mogelijk zal de vervanging van olie door aardgas, die al in gang is gezet, verder worden uitgebreid. Waar het werk minder wordt, omdat grondstof of energie ontbreekt, zal door werktijdverkorting, een bijzondere ontslagregeling, nieuwe bepalingen daaromtrent, worden voorkomen dat enkelen – ik denk aan de mensen in de eerst getroffen industrieën – dat enkelen het slachtoffer zouden worden van een nood die ons allen aangaat.

Eind volgende week zal de regering aan het parlement machtiging vragen om voor 1974 bijzondere regels te stellen voor alle inkomens. Voor lonen van werknemers, maar ook voor het salaris van de directeur. Voor de inkomens en de tarieven in de vrije beroepen, en voor de salarissen van de ambtenaren. Voor alle inkomens. Voor huren, voor pachten, voor dividenden, voor tantièmes. Er komen bijzondere prijsvoorschriften. Naar het oordeel van de regering zal waar minder te verdelen valt, dat mindere ook gelijker moeten worden verdeeld.

Dit is een tijd waarin we harde feiten moeten erkennen. Op veel gebieden zullen de komende weken dwingende voorschriften worden uitgevaardigd. Maar belangrijk is vooral dat we met elkaar bereid zijn de nieuwe problemen het hoofd te bieden. Ik ben dankbaar voor de vrijwillige medewerking die tot dusver op zo’n verrassend grote schaal gegeven is. Die medewerking is nodig, want we kunnen niet alles afdwingen. Dat willen we ook niet. Maar die medewerking is nodig om benzine, gas, elektriciteit uit te sparen. Die medewerking is ook nodig om, als we morgen of overmorgen niet meer met de auto kunnen, het samen te vinden in volle bussen, trams en treinen. Maar als we daartoe bereid zijn, dan wordt het geen koude winter. Al vriest het nog zo hard.